voetbalzone

In de bres voor Jong-ploegen in de KKD: ‘Hij is het perfecte voorbeeld’

Kevin van Buuren03 nov 2023, 17:00
Laatst bijgewerkt: 25 jul 2024, 02:30
Advertentie

Voetbalminnend Nederland krijgt vaak hetzelfde menu voorgeschoteld: ‘de grote drie’ en respectievelijke bijgerechten. Daarom neemt Voetbalzone dit seizoen een Kijkje in de Keuken Kampioen Divisie. Met behulp van de archieven en een zorgvuldig geselecteerde clubexpert zetten we de minder belichte Nederlandse clubs in de spotlight. Deze editie biedt een kijkje in de keuken van Jong FC Utrecht, hoe het organiseren van een tweede team in het betaald voetbal om een nieuwe functie binnen de organisatie vroeg.

Door Kevin van Buuren

De Jong-ploegen staan al enige tijd ter discussie in het betaald voetbal. Termen als competitievervalsing passeren de revue. “Dat Jong-ploegen de ene week met acht spelers van het eerste spelen, en de week daarop met de A1 (onder 20, red.). Maar die discussie is denk ik wel verstomd”, neemt Tim Gilissen waar. Hij is Technisch manager van FC Utrecht, een nieuwe functie die onder meer is uitgevonden doordat beloftenelftallen tegenwoordig in het betaald voetbal uitkomen. “Je ziet dat het werk als technisch directeur bij grote clubs, met een Jong-team, niet meer te vatten is in één functie”, licht hij toe.

Een nieuw model
Gilissen maakt na een voetbalcarrière bij Heracles, Go Ahead Eagles en NAC Breda vervolgstappen binnen het voetbal. Bij NAC is hij betrokken bij de jeugdopleiding, in 2019 wordt hij technisch directeur van Heracles en in augustus 2022 vindt hij een nieuwe uitdaging bij FC Utrecht. “Ik ben de schakel tussen de korte en lange termijn, tussen het eerste elftal en het opleiden van spelers via de academie en Jong FC Utrecht. Ik richt me op Jong, de samenstelling ervan, op de staf en de samenwerking met de academie.” De ploeg van huidig trainer Ivar van Dinteren deed voor het eerst mee in het betaald voetbal tijdens het seizoen 2016/17, een jaargang eerder werd het kampioen van de beloftencompetitie. Daarmee had Jong Utrecht een primeur in handen: het werd de eerste beloftenploeg die promoveerde naar het betaald voetbal. Mogelijk gemaakt door het model dat in 2013/14 getest werd, toen Jong Ajax, -PSV en -Twente tot de eerste divisie van Nederland werden toegelaten.

Sindsdien is dat model, én de clubs die het vertegenwoordigen, een eind gekomen. “We hebben nu twee teams in het betaalde voetbal. Ik denk dat we het kunnen onderscheiden in drie fases. Fase een: Jong Utrecht werd kampioen en mochten uitkomen in de Keuken Kampioen Divisie. Oh ja, dat moeten we doen, maar hoe gaan we dat doen? Het was echt een aanpassingsfase”, begint Gilissen. “In fase twee gingen spelers zich steeds beter ontwikkelen en was er ook meer aansluiting naar het eerste elftal. Spelers als Ruben Kluivert (FC Dordrecht), Tommy St. Jago (Willem II), Christopher Mamengi (Almere City). Zij maakten veel minuten in Jong, hebben de doorstroom gemaakt en spelen nu allemaal bij andere clubs in het betaald voetbal. En nu gaan we richting de derde fase: het niveau zit op een goed peil, de academie heeft zich doorontwikkeld. Spelers vanuit Jong Utrecht met dertig tot zestig wedstrijden aan ervaring in de Keuken Kampioen Divisie moeten nu de stap maken naar het eerste elftal.”

Ideale opstap
Want ervaring opdoen op het hoogste niveau, is het belangrijkste kenmerk van een ploeg als Jong Utrecht in de eerste divisie. “Ontwikkeling is een grillig proces. In de regel hebben spelers dertig tot zestig wedstrijden op een dergelijk niveau nodig voor ze de volgende stap kunnen maken”, zegt de technisch manager. “Spelers als Frenkie de Jong, Kenneth Taylor, Cody Gakpo en Quinten Timber. Zij hebben allemaal via een Jong-ploeg de weg omhoog gevonden. Mannelijker worden, de hardheid van wedstrijden en omgaan met teleurstellingen. Dat hebben zulke jongens nodig en hier kan dat.”

Recent toonde Utrecht zelf hoe de doorstroming in zijn werk gaat. Yannick Leliendal speelde al bij VVV-Venlo en TOP Oss, maar kwam in 2022 bij Jong Utrecht terecht. Op 28 oktober maakt hij tegen Fortuna Sittard zijn basisdebuut. “Na ruim een jaar klaargestoomd te zijn, kreeg hij een kans en pakte hij die.” De verdediger is ruim 21 jaar, een leeftijd waar de publieke opinie het label ‘talent’ al eens terugtrekt. Onterecht, vindt Gilissen. “Als het om talent gaat: one size fits nobody. De één is al snel fysiek ontwikkeld, maar moet voetbalinzichtelijk nog groeien. Of andersom. Tijjani Reijnders is het perfecte voorbeeld. Hij speelde meer dan negentig wedstrijden voor Jong AZ, werd nog verhuurd aan RKC en kwam pas op zijn 23e of 24e echt door. Nu speelt hij in Oranje en basis bij AC Milan.”

voetbalzone

Ondanks de lopende bewijsstukken klinkt er vanuit de oppositie meer dan eens kritiek op het model. Zij zouden ‘de beloftenelftallen accomoderen’, volgens Heracles-voorzitter Jan Smit in 2015. “In de eerste jaren was er veel discussie over regelgeving en competitievervalsing”, weet Gilissen nog. “Door aanpassing van de regels, maar je ziet ook dat clubs met Jong-teams eigen beleid maken. Het wordt een echte kern met spelers die achttien, negentien of twintig jaar zijn. Het is echt een springplank om door te groeien naar het hoogste niveau. Bovendien, veel spelers die de Jong-ploegen hebben gebruikt ter ontwikkeling, zie je nu terug in de competitie, bij andere clubs en zelfs het Nederlands elftal. Zij blijven in het betaalde voetbal en komen goed opgeleid elders terecht.” Daarnaast ziet de man in the middle nog een ander groot belang van een dergelijk model. “Je wil als land zo veel mogelijk jonge spelers opleiden. Ik denk dat je dan zo’n model moet omarmen en tot in de lengte van dagen moet doortrekken.”

Ontwikkelen én jezelf laten zien
Voor de voetballiefhebber die een Jong-ploeg volgt zijn momentopnames belangrijker dan de stand op de ranglijst. “Wij zoeken een balans tussen resultaat en ontwikkeling. Maar hoger op de ranglijst wil staan moet geen doel op zich zijn. Dat betekent namelijk dat je spelers langer bij je houdt.” Het doet Gilissen dan ook goed dat Jong Utrecht bij vlagen laat zien over veel kwaliteit te beschikken. “Het doel is talent ontwikkelen, maar jezelf wel laten zien. Dit seizoen hebben we tot nu toe laten zien dat we wel degelijk wat in de melk te brokkelen hebben.”

Tot slot onderschrijft hij het belang van het professionaliseren van een Jong-ploeg. Een proces dat zich de laatste jaren sterk heeft ontwikkeld bij de club. “Tijdens mijn carrière merkte ik dat mensen die in je geloven het verschil kunnen maken. Soms is het een kleine drempel waar de speler overheen moet.” En voor de technische staf geldt hetzelfde. “Ivar is voor het eerst zelfstandig als coach. Ook in de staf zitten jonge mensen die zich ontwikkelen. Ik zeg altijd: ‘Ik hoop dat dit niet jouw eindstation is.’” Het is daarom van grote waarde om een milieu te organiseren waarin talent kan bloeien. "Talentontwikkeling is iets bijzonders. Vakwerk, maar ook mensenwerk. Om daarmee bezig te zijn met mensen die eenzelfde energie en ambitie hebben om spelers te laten groeien, daar kom ik ’s ochtends mijn bed voor uit."