Hoe een van de succesvolste Franse teams ooit van de troon werd gestoten
In de rubriek Vergane glorie onderzoekt Voetbalzone de redenen achter het vallen van verschillende clubs. In deze editie staat AS Saint-Étienne centraal. Jarenlang was de Franse club de succesvolste van het voetbalgekke land, maar in de hedendaagse tijd is er weinig meer van over. Lees hoe de grootmacht de top bestormde en vervolgens in het ravijn viel.
Tegenwoordig domineert Paris Saint-Germain de Franse Ligue 1. De hoofdstedelingen hebben met behulp van het Qatarese geld een heerschappij opgebouwd die de club sinds 2012/13 tien landstitels heeft opgeleverd. Frankrijk heeft altijd dergelijke periodes gehad met dominantie van een bepaalde ploeg, al is het lastig te geloven dat aan deze overheersing van de Parijzenaars snel een einde gaat komen.
Olympique Lyon wint tussen 2001/02 en 2007/08 ieder jaar de landstitel, Stade Reims was in de jaren veertig en vijftig bijna alleenheerser en Olympique Marseille gaf eind jaren tachtig en begin jaren negentig de competitie kleur. Er is één ding dat deze drie voetbalclubs niet hebben, en de club in de hoofdrol van dit artikel wel, namelijk de kampioensster.
Na een slome start in de beginjaren van de vereniging, wordt Saint-Étienne in de jaren zestig en zeventig een ploeg die de rest van het land in de houdgreep heeft. De aanvallers schieten in die periode met scherp, en hoe kan het ook anders in een stad met een historische wapenfabrikant.
Begin
Les Verts zien in 1919 het levenslicht wanneer een groep supermarktmedewerkers van keten Groupe Casino samenkomt. Pas in 1933, wanneer er al talloze naamswijzigingen de revue hebben gepasseerd, verandert de naam naar hoe hij heden ten dage bekend is: Association Sportive de Saint-Étienne. In hetzelfde jaar treedt de club toe tot de Ligue 2 en Saint-Étienne is daarmee aanwezig in het eerste seizoen ooit van de competitie.
Saint-Étienne komt een aantal keer zeer dicht bij promotie, maar het wordt pas bewerkstelligd in 1937/38 onder leiding van de Brit Teddy Duckworth. Het eerste seizoen tussen de elite in Ligue 1 bevalt goed, daar les Verts de knappe vierde plaats veroveren. Hierna moet Saint-Étienne tot 1945/46 wachten om voor de tweede keer uit te komen in de hoogste Franse voetbalcompetitie, daar de Tweede Wereldoorlog er in de tussentijd voor heeft gezorgd dat het Franse voetbal stil is komen te liggen.
Het voetballen hebben ze in de tussentijd niet verleerd, want in de tweede officiële jaargang van Saint-Étienne in de Ligue 1 eindigt het tweede, met één schamel puntje minder dan Lille OSC. In de jaren die volgen blijven les Verts vrij gemakkelijk actief in de topdivisie van het land. Soms een uitschieter naar boven, maar meestal in de grijze middenmoot, terwijl clubs als OGC Nice, Lille en Reims op dat moment de prijzen verdelen.
De gloriejaren
Met voormalig voetballer Jean Snella aan het roer wint Saint-Etienne in 1954/55 het eerste zilverwerk in de clubhistorie. Ze slepen de Coupe Charles Drago-trofee in de wacht, een inmiddels ter ziele gegane competitie voor teams die vroegtijdig worden uitgeschakeld in de Coupe de France, de nationale beker. Les Verts winnen de finale met 6-3 van CS Sedan.
In 1956/57 mag de club, met Nederlander Kees Rijvers in de gelederen, zich vervolgens voor het eerst de beste van het land noemen. In de competitie blijft het nummer twee RC Lens met vier punten voor en wordt een ticket voor de Europacup I bemachtigd. Het Europese avontuur is niet om over naar huis te schrijven, daar de Fransen in de voorrondes met 4-3 verliezen van Rangers.
Vier jaar later biedt het winnen van de Coupe de France (1-0 tegen FC Nancy in de finale) slechts een schrale troost, daar de club in hetzelfde seizoen afdaalt naar de Ligue 2. Desalniettemin blijkt die campagne het startschot van een glorieus tijdperk.
Met Francois Wicart aan het roer wordt Saint-Etienne kampioen van de Ligue 2 in 1962/63 en dus was de afwezigheid van het hoogste niveau maar van korte duur. Bij terugkomst in de topcompetitie wordt Snella voor de tweede keer aangesteld. De clubicoon bezorgt Saint-Etienne bij de rentree in de Ligue 1 direct het kampioenschap. In 1966/67 wint de club wederom soeverein het de landstitel. Het is het laatste kunstje van Snella bij les Verts, daar hij de club verlaat na in totaal dertien jaar als hoofdtrainer te hebben gefungeerd.
Saint-Étienne laat er geen gras over groeien om een opvolger aan te stellen en komt met Albert Batteux op de proppen, die als trainer reeds vijf keer de Ligue 1 heeft gewonnen met Reims. Hoge verwachtingen dus en Batteux slaagt er met vlag en wimpel in om die verwachtingen na te komen. In zijn eerste seizoen bij Saint-Étienne wint hij met het veroveren van de Ligue 1 en de Coupe de France de dubbel, een primeur voor les Verts. In de competitie blijft naaste belager Nice ruim onder de club (elf punten) en in de beker wordt Bordeaux in de eindstrijd met 2-1 verslagen door een dubbelslag van de Algerijn Rachid Mekhloufi.
We zitten middenin de gloriejaren van het bestaan van Saint-Étienne. In 1968/69 wordt de club wederom de beste van Frankrijk. Het zijn de jaren waarin spits Hervé Revelli de defensies van de Ligue 1 aan diggelen schiet. Met 209 doelpunten is de Fransman nog altijd de topscorer aller tijden van les Stéphanois en hij is ook nog eens afkomstig uit de eigen, veelgeprezen, jeugdopleiding.
De successen volgen elkaar in rap tempo op. Twee jaar na het veroveren van de dubbel slaagt Batteux er in 1969/70 andermaal in om de nationale dubbel naar het Stade Geoffroy-Guichard te halen, sinds 1930 de thuishaven van Saint-Étienne. Ditmaal blijft nummer twee Marseille op gepaste achterstand (ook elf punten) en wordt er in de bekerfinale geen spaan heel gelaten van FC Nantes (5-0). Clubegendes als Robert Herbin, Revelli, Salif Keïta en Georges Bereta maken van iedere tegenstander een dolende opponent.
Het winnen van de landstitel in 1969/70 betekent dat Saint-Etienne dan al vier keer achter elkaar de beste van het land is. In 1972 vertrekt Batteux na twee mislukte pogingen om de landstitel te veroveren en wordt hij opgevolgd door Herbin.
De oud-prof heeft veel vertrouwen in de jeugd en met een zeer getalenteerde spelersgroep wint hij in 1973/74 en 1974/75 de dubbel met Saint-Etienne. Vooral de tweede dubbel in die serie is er een met overmacht. Marseille blijft negen punten achter de kampioen en in de bekerfinale wordt Lens met 2-0 een kopje kleiner gemaakt.
Het enige wat nog mist in de historie van Saint-Etienne zijn successen buiten de Franse landsgrenzen. Daar wil het nog niet echt vlotten tot het seizoen 1974/75. De ploeg bereikt de halve finale van de Europacup I, maar verliest daarin van de latere winnaar Bayern München. Het is vooral de wedstrijd in de laatste zestien waardoor de campagne nog altijd als memorabel wordt gezien.
In die ronde wordt de Franse kampioen gekoppeld aan de Kroatische kampioen Hajduk Split. De heenwedstrijd, gespeeld in Split, verloopt dramatisch voor de Fransen, daar het team met 4-1 onderuit gaat. Een fikse nederlaag, maar in Frankrijk wint Sainté na verlenging met 5-1 waardoor de ploeg doorstoot naar de kwartfinale, waarin afgerekend wordt met het Poolse Ruch Chorzów (4-3).
Het jaar na de deceptie in de halve finale van de Europacup I staan de groenen wederom tegenover Bayern, maar ditmaal in de eindstrijd van het miljardenbal. In de weg naar de finale ontdoet de Franse club zich van Kjøbenhavens Boldklub, Rangers, Dynamo Kiev en PSV, maar in de eindstrijd blijkt der Rekordmeister wederom een maatje te groot: 1-0. Het is tot dusver nog altijd de beste prestatie van de Franse club in Europees verband.
De supporters van Sainté herinneren de finale nog altijd als ‘les poteaux carrés’, oftewel de vierkante doelpalen. De eindstrijd wordt dat jaar gespeeld op Hampden Park, in Glasgow, waar niet de ronde doelpalen, maar vierkante palen worden gebruikt. Die avond raakt Saint-Etienne twee keer de paal en veel Franse supporters geloven dat, als de palen rond waren geweest, er een hele andere uitslag op het scorebord zou staan. Saint-Étienne zou volgens hen dan gewonnen hebben van het Bayern van onder meer Franz Beckenbauer.
In 1976/77 eindigt Saint-Étienne op de teleurstellende vijfde plaats in de competitie, maar wordt wel voor de vijfde keer in de historie de Coupe de France gewonnen. In de finale kijkt Sainté tot kort voor tijd tegen een 0-1 achterstand aan tegen Reims, maar door doelpunten in de 85ste en 89ste minuut wordt de achterstand tenietgedaan.
In de zomer van 1979 haalt Saint-Étienne in de vorm van Johnny Rep en Michel Platini twee katalysatoren voor het laatste grote succes. In 1980-81 wint Saint-Étienne de tiende en laatste Ligue 1-trofee. Nantes blijft kort achter les Verts maar komt mede door een briljante Platini tekort. In 35 wedstrijden scoort de aanvaller 20 keer.
Saint-Étienne speelt nog twee keer de finale van de Coupe de France, beide gaan verloren, tegen respectievelijk SC Bastia en PSG. Platini verlaat les Verts na de finale tegen de Parijzenaars. Hij doet dat vlak voor de club in een vrije val terechtkomt.
Verval
Roger Roche is al sinds 1961 voorzitter van Saint-Étienne wanneer hij in 1982 plotseling het middelpunt van de belangstelling wordt, maar niet in de positieve zin van het woord. De president van de club is betrokken bij een schandaal met illegale betalingen en treedt af. Het komt de club op het veld niet ten goede, want in 1983/84, drie seizoenen na het veroveren van de tiende landstitel in de clubhistorie, degradeert de club naar het tweede niveau.
Vanaf 1984 tot en met het heden schommelt Saint-Étienne tussen het hoogste en een-na-hoogste niveau. Goede periodes worden gemakkelijk afgewisseld met donkere periodes.
Het seizoen 2000/01 is een rampseizoen dat zijn weerga niet kent. De club verslijt maar liefst vijf trainers en eindigt op de zeventiende positie in de ranglijst, waardoor het team weer afdaalt naar de Ligue 2. Niet alleen op het veld is het rommelig, maar ook daarbuiten. De Braziliaan Alex Dias en de Oekraïner Maksym Levytsky hebben valse paspoorten gebruikt, respectievelijk Portugees en Grieks, en worden voor vier maanden geschorst. Ook Saint-Étienne komt er niet zonder kleerscheuren vanaf en krijgt zeven punten in mindering toebedeeld, wat de club aan het eind van het seizoen dus fataal wordt.
In het seizoen 2004/05 keert Saint-Étienne na drie seizoenen afwezigheid weer terug in de Ligue 1. Het groeit langzamerhand weer uit tot een club die tot het meubilair van de Ligue 1 behoort en haalt af en toe prachtige spelers in huis, waaronder Bafétimbi Gomis, Pierre-Emerick Aubameyang Blaise Matuidi en Dimitri Payet.
Knappe vijfde eindklasseringen worden afgewisseld met seizoenen waarin de ploeg zeventiende eindigt en net degradatie kan ontlopen. In 2012/13 wordt voor de laatste keer eremetaal aan de palmares toegevoegd. In de Coupe de la Ligue wint Saint-Étienne de finale met 1-0 van Rennes dankzij een treffer van Brandão.
De ploeg vertoeft nog een aantal seizoenen in de Ligue 1, maar in 2021/22 komt er een eind aan het tijdperk in de hoogste voetbalcompetitie van Frankrijk. Na een catastrofaal seizoen, waarin de club twaalf wedstrijden zonder overwinning blijft, eindigt de ploeg op de achttiende plek, waardoor het afzakt naar de Ligue 2.
Heden
Tot op heden is het Saint-Étienne niet gelukt om promotie te realiseren naar de topcompetitie. In 2022/23 eindigt het elftal op de achtste plaats in de competitie en dit seizoen moet via de nacompetitie promotie worden bewerkstelligd. Saint-Etienne is in de reguliere competitie als derde geëindigd en moet met Ligue 1-club FC Metz gaan uitmaken wie er volgend seizoen bij de achttien ploegen in de topcompetitie hoort.
Afgelopen vrijdag wist Saint-Étienne nog Rodez AF met 2-0 te verslaan. Irvin Cardona en Nathanaël Mbuku gidsten het elftal van Olivier Dall’Oglio naar de overwinning. Op 30 mei (thuis) en 2 juni (uit) staan de twee wedstrijden met het Metz van de ontketende Ajax-huurling Georges Mikautadze op de planning. Wellicht zien we volgend seizoen weer de tienvoudig winnaar in de Ligue 1.