De Kroaat die door een agent te schoppen een nationaal symbool werd
De rijke voetbalgeschiedenis kent vele markante, tragische of grappige personages. In de rubriek Vedettes licht Voetbalzone telkens het doopceel van een van die figuren. Zvonimir Boban kennen we vooral van zijn succesvolle tijd bij Milan en als boegbeeld van de Kroatische ploeg, maar in eigen land maakte hij al op jonge leeftijd naam als de speler die een politieagent schopte.
Door Sander Grasman
Natuurlijk overdreef Rinus Michels nogal, toen hij voetbal met oorlog vergeleek, maar op 13 mei 1990 kwam het er in het Maksimirstadion van Dinamo Zagreb angstvallig dichtbij. Toen de Delije, hooligans van Rode Ster Belgrado, kort na het begin van de wedstrijd het stadion van hun tegenstander vakkundig begonnen af te breken, konden Dinamo’s Bad Blue Boys dit natuurlijk niet over hun kant laten gaan. Via het veld en de tribunes probeerden zij hun opponenten te bereiken, maar zij werden op hardhandige wijze tegengehouden door de aanwezige politietroepen.
Dinamo’s jonge aanvoerder zag hoe zijn fans het harder te verduren kregen dan die van Rode Ster en was het daar overduidelijk niet mee eens. Aanvankelijk probeerde hij vooral met schreeuwen en handgebaren de op hol geslagen meute tot bedaren te brengen, maar toen dat niet hielp, besloot hij tot drastischere maatregelen. Hij zocht de confrontatie met de agenten en toen er eentje van de kudde afdwaalde, nam hij een aanloopje en plantte zijn voetbalschoen in de maag van de man. De 21-jarige Zvonimir Boban groeide in één schop uit tot een symbool van de Kroatische onafhankelijkheidsstrijd.
Verrassend waren de rellen in het Maksimirstadion absoluut niet. Al sinds de dood van Josip Tito in 1980 leefden de verschillende Joegoslavische deelrepublieken in onmin met elkaar en tegen het einde van het decennium liepen die spanningen alleen maar verder op. Voetbal bleek een bruikbare nationalistische troef in dit wederzijdse steekspel. Fans van zowel Rode Ster als Dinamo zouden later een zeer actieve rol hebben in de burgeroorlog, maar waren deze dag in het voetbalstadion gelukkig beduidend minder goed bewapend en bleef het 'slechts' bij gewonden.
Hoewel het niet meer dan een voetnoot is naast de verschrikkingen van de burgeroorlog die het land verscheurde, werd daarmee een gouden Joegoslaafse voetbalgeneratie geknakt. Het land kende in die tijd namelijk een bijzonder getalenteerde lichting. In 1987 verrasten de Onder-17-ploeg al gekende toplanden als Brazilië en het toenmalige West-Duitsland op weg naar een wereldtitel en drie jaar later verloor Jong Joegoslavië van hun Sovjetische leeftijdsgenoten in de finale van het jeugd-EK.
In beide teams was Boban een van de dragende spelers, al kon hij met teamgenoten als Robert Prosinecki, Davor Suker, Alen Boksic, Robert Jarni, Predrag Mijatovic op de nodige steun rekenen. Waar veel van zijn talentvolle landgenoten hun weg vonden naar het Marakanastadion van Rode Ster Belgrado, waarmee zij in 1991 de Europa Cup I zouden winnen, bleef Boban Dinamo trouw tot de competitie door de oorlog ontbonden werd.
Milaan werd de volgende bestemming voor de jonge Kroaat. Omdat ploegen in die tijd maar drie buitenlanders mochten hebben en de club van Silvio Berlusconi in Marco van Basten, Ruud Gullit en Frank Rijkaard al aardig voorzien was, besloot Milan Boban eerst te stallen bij degradatiekandidaat Bari om alvast aan het Italiaanse voetbal te wennen. Hoewel de Zuid-Italianen degradeerden, hadden ze op Milanello genoeg gezien en haalden ze hem het jaar erop al definitief naar het noorden.
Bij de Rossoneri zou Boban ongekende successen beleven. Met hem als regisseur op het middenveld, achter de spitsen of op de flank wonnen ze viermaal de Italiaanse titel en werd in 1994 zelfs de Champions League in de wacht gesleept. In het Olympisch Stadion van Athene werd het Barcelona van Johan Cruijff en Ronald Koeman op een stevige oorwassing getrakteerd. Goals van Daniele Massaro (twee), Bobans oud-landgenoot Dejan Savicevic en Marcel Desailly leverden een afgetekende 4-0 zege voor de Italianen op.
Ook met de Kroatische ploeg ging het Boban voor de wind. Al op het EK van 1996 in Engeland was de potentie van de ploeg te zien, toen ze in de groepsfase wonnen van Turkije en Denemarken voor ze in de kwartfinale onderuit gingen tegen de latere winnaar Duitsland, maar op het WK twee jaar later kwam bijna alles samen.
In de halve finales kwam de ploeg met de iconische rood-wit geblokte shirts op voorsprong, maar het was uitgerekend aanvoerder Boban die vervolgens in de fout ging en Lilian Thuram in staat stelde om de gelijkmaker binnen te schieten. De Franse verdediger zou later ook nog de winnende maken, waarna de Kroaten in het duel om de derde plek de eer redden met een overwinning op Oranje. Het zou het laatste duel van Boban zijn op een eindronde, want een jaar later zwaaide hij af als international.
Boban zou in totaal negen seizoenen uitkomen voor Milan, maar in 2001 leek zijn rol uitgespeeld. Voor veel geld kwam Rui Costa namelijk over van Fiorentina. Er dreigde een figurantenrol voor de veelzijdige Kroaat en die besloot eieren voor zijn geld te kiezen. Zijn keuze voor Celta de Vigo pakte echter helemaal verkeerd uit.
De club uit Galicië was destijds een respectabele subtopper in LaLiga - bovendien houder van de Spaanse beker - en had in de Russen Valeri Karpin en Aleksandr Mostovoi twee geduchte concurrenten voor de nieuweling, die na vier wedstrijden en 167 minuten zijn conclusies trok: het was mooi geweest en de tijd was aangebroken voor nieuwe uitdagingen.
Die vond Boban, gedurende zijn carrière al een a-typische voetballer die de wereldliteratuur en de grote filosofen las, op de Universiteit van Zagreb. Daar ging hij geschiedenis studeren. Hoewel hij die studie uiteindelijk succesvol afrondde met een scriptie over het christelijk geloof tijdens het Romeinse Rijk, bleef hij vooral werkzaam in de voetballerij. Hij schreef columns voor La Gazzetta dello Sport en was een zeer uitgesproken analist in eigen land en voor Sky Italia.
In 2019 keerde hij als rechterhand van technisch directeur Paolo Maldini terug bij Milan, maar toen hij al een jaar later ontdekte dat achter hun rug gesproken werd met Ralf Rangnick als mogelijke opvolger, nam hij Milan-baas Ivan Gazidis publiekelijk op de korrel en kon hij zijn biezen pakken. Inmiddels heeft hij een hoge functie binnen de UEFA en voorkwam hij dat er in de Champions League met ellenlange blessuretijd gewerkt zou worden.